Laat de armsten niet nog meer de dupe worden van de wooncrisis

21 September 2018

Laat de armsten niet nog meer de dupe worden van de wooncrisis

Wonen in Leuven is duur. Dat beseft ondertussen iedereen. Dat het debat over betaalbaar wonen hoog op de agenda staat voor de komende verkiezingen is een goede zaak. Groen vraagt dat we bij het uitwerken van betere oplossingen toch vooral niet de armste en meest kwetsbare bewoners van onze stad uit het oog verliezen. Goede oplossingen komen er maar als we steeds goed luisteren naar de ervaringen van mensen in armoede. Een volgende armoedeconferentie zou over wonen kunnen gaan. En een ‘huis van het wonen’ kan een belangrijke schakel worden. We kennen de cijfers ondertussen voldoende. Volgens de Stadsmonitor evolueerde de gemiddelde aankoopprijs van een flat tussen 2006 en 2016 van € 147.439 naar € 228.897 en die voor een woonhuis van € 217.829 naar € 332.751. Zelfs voor mensen met een gemiddeld inkomen is het dus al heel moeilijk om een woning te kopen. Als je verder kijkt naar de cijfers over de woonquote (= het aandeel van hun inkomen dat mensen nodig hebben voor de woonkost) dan ligt die in Leuven gemiddeld op 20%. Het aandeel mensen waarvan de woonquote meer dan 30% is ligt op 25% van de bevolking. Beide cijfers liggen boven het gemiddelde van de centrumsteden. Bij een verdere uitsplitsing van de mensen waarvan de woonquote over de 30% ligt over eigenaars en huurders dan geeft dat ongeveer 15% en 45%. Wie huurt heeft het dus vaak erg moeilijk. Het woonbeleid is in onder meer de fiscale regelgeving (de woonbonus) traditioneel erg afgestemd op het verwerven van een woning, wat in de feiten tot een relatieve bevoordeling leidt van de middenklasse. Natuurlijk moet iedereen goed en betaalbaar kunnen wonen, maar we mogen nooit de realiteit uit het oog verliezen van hoe de inkomens verdeeld zijn bij het uitstippelen van beleid. Leuven is gemiddeld gezien een relatief rijke stad. Het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner was in 2016 in Leuven € 20.401 (het hoogst van alle centrumsteden) tegenover € 17.643 in 2008. An Moerenhout (Vlaams parlementslid): “Laten we dus zeker nooit vergeten dat er ook heel wat mensen zijn die fors onder het gemiddelde leven. Als het over armoede gaat, liggen heel wat sleutels voor een beter beleid bij de Vlaamse en federale overheid. Daar kunnen structurele maatregelen genomen worden die echt een verschil zouden maken. Leuven heeft de voorbije jaren heel wat gedaan, onder meer door het sterke beleid van het OCMW. Ook op het vlak van wonen was er zeker veel goede wil. Maar de realiteit is wat ze is. Er is een wooncrisis in wording, en de meest kwetsbare bewoners zijn er het grootste slachtoffer van. In Leuven is het relatieve aandeel aan sociale woningen tussen 2006 en 2016 gedaald van 7,5 naar 6,4%. Het klopt dat de stad in die periode sterk is gegroeid, maar ook hier is de realiteit wat ze is. Uit het antwoord op een recente parlementaire vraag die ik stelde aan minister Homans blijkt dat de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning in Leuven 934 dagen bedraagt. Dat is nog altijd te lang.” Er zijn geen wonderoplossingen voor de wooncrisis in Leuven. Wie dat beweert, is intellectueel oneerlijk. Maar wie zich zomaar neerlegt bij het “succes van Leuven” ontloopt haar of zijn verantwoordelijkheid. Groen vraagt dat er in het toekomstig woonbeleid uitdrukkelijk aandacht blijft voor de armste en meest kwetsbare inwoners van de stad. Als we publieke middelen inzetten, moeten die in eerste plaats gaan naar woonoplossingen voor wie het nu het moeilijkst heeft. Enkele voorstellen. Er is nood aan sneller meer sociale huurwoningen. Als er te weinig middelen komen van de Vlaamse overheid moet Leuven zelf meer geld hierin investeren. Eerder stelden we in dat verband al een woonfonds voor. Als er overschotten zijn in de begroting is het volgens ons beter die te investeren in extra woningen voor de meest kwetsbaren dan die weg te geven via een belastingverlaging (die vooral ten gunste van de rijkeren is). Tegen het einde van de legislatuur zou de dalende trend in het aandeel aan sociale woningen een stijgende moeten zijn en zou de wachttijd veel korter moeten zijn. Versterking van de huursector. AGSL zou zich voor een deel moeten heroriënteren en zelf meer huurwoningen aanbieden. Er is verder ook nood aan een versterking van het sociaal verhuurkantoor. AGSL of stad kunnen ook zelf met ontwikkelaars formules ontwikkelen waardoor snel meer huurwoningen op de markt kunnen komen. Als er globaal meer huurwoningen komen, zal dat de druk op het onderste segment van de huurmarkt verminderen. Nieuwe structurele instrumenten zoals een CLT en een beleid om stadsgronden niet meer te verkopen. Ondertussen zijn zowat alle partijen overtuigd van het idee van een Community Land Trust (CLT). Een haalbaarheidsstudie is in voorbereiding bij AGSL. In de loop van de volgende legislatuur zou er een CLT moeten komen. Zodra die voldoende volume heeft zouden ook via het CLT huurwoningen moeten aangeboden worden. En door gronden in eigen bezit te houden kan de stad meer greep krijgen op de markt. Nieuwe woonvormen ook voor wie een klein inkomen heeft. Groen is er voorstander van om de formule van samenhuizen of cohousen ook bereikbaar te maken voor mensen met een lager inkomen. Zo zou het goed zijn om cohousen in een huurformule aan te bieden, via stad of OCMW. We willen ook dat er een voldoende sterk juridisch kader wordt uitgewerkt dat samenwonen in een huis gemakkelijker maakt. Via de geldende regels tegen het opdelen van woningen regelt men wel wat niet mag, maar er is nood aan een beter kader voor wat wel mag. Zeker ook voor mensen met een lager inkomen zouden veilige formules van samenwonen interessant kunnen zijn. Housing First. We willen dat Leuven een project van ‘Housing First’ opstart, een aanpak waarbij de klassieke hulpverleningslogica wordt omgekeerd en daklozen onmiddellijk een woning krijgen. Grotere controle over de kamermarkt. De kamermarkt is het meest precaire en ‘grijze’ deel van de woningmarkt. Nu er meer studentenkamers zijn bijgekomen, is het resterende deel (minder goede) kamers voor veel mensen met een lager inkomen de enige mogelijkheid om nog te wonen in onze stad. Net dat segment is vaak in handen van huisjesmelkers. Alleen controleren van die kamers is niet genoeg. Groen is er voorstander van om als overheid zelf een deel van die kamers in handen te nemen en dus zelf te verhuren. Dat kan er, samen met het voorzien van meer noodwoningen, mee voor zorgen dat we Housing First in praktijk kunnen omzetten. Energetische renovatie ook voor huizen waar de meest kwetsbare bewoners wonen. Groen pleitte eerder al voor een actieplan voor energetische renovatie met speciale aandacht voor de meest kwetsbaren. De werking van Dijledal moet verbeteren. De organisaties waar armen het woord nemen signaleren verschillende problemen. Zo is het contact met de huurders niet altijd goed. Onder meer door het afschaffen van de sociale dienst worden huurders niet altijd op een goede manier begeleid. In het algemeen is de dialoog tussen de armoedeorganisaties en Dijledal vaak niet goed. Dat zou moeten verbeteren. Groen wil alleszins een sterke sociale huisvestingsmaatschappij die op een goede manier haar opdracht kan uitvoeren en dat in een goede dialoog met de huurders. David Dessers (lijsttrekker): “De voorbije legislaturen heeft het stadsbestuur te weinig antwoorden gegeven op de wooncrisis in wording. Er is dus nood aan een globale aanpak waarbij we systematisch de woonrealiteit van de armsten onder ons in het oog zouden moeten houden. Veel maatregelen zijn misschien goed bedoeld, maar daarom werken ze nog niet in de concrete realiteit waarin mensen in armoede leven. Bij een recente ontmoeting die we hadden met armoedeorganisaties hebben we dat ook duidelijk gehoord. Zij deden ons het voorstel voor een ‘Huis van het wonen’. Dat zou een plek moeten worden waar alle informatie over wonen en energie aanwezig is en waar de medewerkers mensen met vragen volledig kunnen helpen, zonder hen door te verwijzen naar allerlei andere instanties. Zo’n huis van het wonen zou ook naar de verschillende wijken moeten gaan om daar ter plekke mensen op weg te helpen. Nu is er vaak de indruk dat er een loket is voor ‘gewone’ mensen en dan een loket in het OCMW voor arme mensen. Wij zijn alleszins gewonnen voor hun voorstel van een huis van het wonen. We hebben ook begrepen dat er vaak te weinig dialoog is, onder meer met de huisvestingsmaatschappijen en dat allerlei drempels die mensen in armoede ervaren bij hun moeizame tocht op de woningmarkt niet gezien worden. Daarom zijn we voorstander om een volgende stedelijke armoedeconferentie – de voorbije jaren zijn er mee dankzij Groen enkele georganiseerd vanuit het OCMW – te richten op de woondrempels die mensen in armoede ervaren.” David Dessers en An Moerenhout