Interview met Riet Van Laer bij het afscheid van de OCMW-raad

29 Januari 2010

Bij de overgang van het ene naar het andere decennium in het derde millennium is er? zoals op voorhand was afgesproken - een wissel van de wacht in de Groen!e fractie binnen de Leuvense OCMW- raad. Louis Debruyne legde op 21 januari 2010 de eed af en neemt dan over van Riet Van Laer, die sinds april 2004 in de Raad zetelde. Riet nam er niet alleen deel aan de maandelijkse vergaderingen van de OCMW-raad, maar zette zich ook elke keer in in het comité algemeen beleid, het bijzonder comité van de sociale dienst, het comité Eduard Remy ? Booghuys, het comité thuisdiensten en het gemeenschappelijk comité van de instellingen. Vergaderingen die uiteraard ook steeds thuis moesten worden voorbereid of opgevolgd. Groen! Leuven waardeert niet alleen de tijd en energie die Riet in haar mandaat geïnvesteerd heeft (bovenop een voltijdse job betekent dit gemakkelijk 5 uur per week extra werk), maar ook de deskundigheid en kwaliteit waarmee ze dit deed. Wij vonden dit een interview waard. Dag Riet, meer dan 5 jaar van je leven je meer dan 5 uur per week beleidsmatig inzetten voor de Leuvense bevolking, hoe kijk je daar nu op terug? Zoals ik in mijn afscheidsspeech stel, heb ik veel geleerd over het OCMW en het positief zien evolueren. Het OCMW houdt de vinger aan de pols, ik heb geleerd wat armoede in een stedelijke context betekent, hoe mensen in armoede of andere problemen terecht komen. Om daaraan tegemoet te komen, beperkt het OCMW zich niet enkel tot haar strikt wettelijke opdrachten, maar werkt het via het aanbod van woon- en zorgcentra, lokale dienstencentra en thuisdiensten ook voor een ruimer publiek dat nood heeft aan begeleiding en zorg.

Kan een OCMW ook structurele oplossingen bieden of enkel lapmiddelen? Hoe zit het met de betrokkenheid of participatie van de cliënten zelf?

Met de armoede en het (potentieel) cliënteel van de OCMW's gaat het niet goed. Het OCMW zal in de volgende jaren nieuwe uitdagingen moeten aanpakken. Er moet nagedacht worden op welke manier middelen ingezet kunnen worden of samenwerking aangegaan om structureel en preventief rond armoede te werken op een participatieve manier met mensen in armoede.

Het gevaar is reëel dat de werklast van het personeel in die mate toeneemt (ook door de administratieve verplichtingen), dat hulpverleners te weinig toekomen aan kwalitatieve trajectbegeleiding op lange termijn, dat er geen tijd en middelen meer zijn om samen met de doelgroep en partnerorganisaties na te denken over meer effectieve maatregelen en vooral maatregelen om armoede te voorkomen. Ik denk dan aan de mogelijkheden die verder kunnen geëxploreerd worden om effectief werk te maken van energiebesparende maatregelen bij cliënten, aan maatregelen om schuldenopbouw tegen te gaan, om tijdig gezinnen te begeleiden zodat hun kinderen blijven participeren in het onderwijs, aan projecten die de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt verhogen?

Hoe was de relatie met het gemeentebestuur? Met de Vlaamse en federale overheid?

Het is duidelijk dat het OCMW niet alleen de uitdaging aankan om de armoede effectief terug te dringen. Meer ondersteuning en meer maatregelen zijn nodig vanuit de hogere overheden, vanuit een respectvolle houding tegenover organisaties die lokaal de situatie best kennen en erin werken.

Hoe heb je de betrokkenheid van de OCMW-medewerkers ervaren?

De competentie van de medewerkers heeft echt indruk op me gemaakt

En de relatie met de andere raadsleden?

We trokken eigenlijk allemaal aan hetzelfde zeel. Zowel over de voorzitter van het OCMW zelf als over de voorzitster van het bijzonder comité van de sociale dienst kan ik alleen maar vol lof spreken.

Kan Groen! in een OCMW-raad een verschil maken? In welke zin?

We kunnen niet echt wegen op het sociaal beleid van het OCMW, omdat die sowieso haar wettelijke opdracht uitvoert en nog verder gaat, bijvoorbeeld met noodhuisvesting, schuldbegeleiding en activering. Wel kon ik soms bedenkingen maken bij de besteding van de middelen. Zo is het goed dat het HIVA studies maakt, maar ik wil dan ook wel de vertaalslag daarvan zien.

Goede raad voor uw opvolger?

Ik wens hem meer input uit en banden met sociale organisaties in het Leuvense toe.

(Interview: Heidi Vanheusden)

Bijlage: de afscheidsspeech van Riet Van Laer tijdens de vergadering van de OCMW-raad van december.

Geachte voorzitter, Beste collega's raadsleden, Beste Koen, Rita, Stefaan en Evi,

Ik wil vanavond graag het woord nemen omdat het wellicht de laatste keer is dat ik hier als raadslid aanwezig ben.

U hoort me goed, ik zeg "wellicht". De overdracht van mijn mandaat is nog niet helemaal rond. Misschien zegt dit iets over mijn afscheid als raadslid: ik neem afscheid met een dubbel gevoel. Enerzijds wil ik wel verder doen maar anderzijds neemt het OCMW-werk veel tijd in beslag als je het goed wilt doen en ben ik blij dat er nu wat privé-ruimte open komt.

Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken om een aantal zaken met u te delen.

In de eerste plaats wil u allen hartelijk danken voor de constructieve samenwerking in de voorbije jaren. De voorzitter heeft in de voorbije jaren veel aandacht besteed aan de raad als geheel, heeft zich ingezet om tot consensus te komen en rekening te houden met de mening van eenieder. Ik waardeer u, mijnheer de voorzitter, ook enorm voor uw werkkracht en voor de gedrevenheid waarmee u leiding geeft aan het OCMW en uw medewerkers en medewerksters motiveert, hen vertrouwt en belangrijke taken aan hen delegeert.

Verder wil ik hier mijn waardering en bewondering uitspreken voor één raadslid in het bijzonder en dit is Nora, de voorzitster van het bijzonder comité van de sociale dienst. Ik heb veel van jou geleerd, vond je heel professioneel, als voorzitster van de hoorzittingen en met jouw specifieke brede achtergrondkennis voor de behandeling van de dossiers. Bedankt ook Nora voor de vele werkuren die we samen op een aangename manier doorbrachten. Ook dank aan Bert als collega in het comité en aan de maatschappelijk werkers die hun beurtrol opnamen.

Er zijn natuurlijk ook de andere comités, weliswaar minder intensief, maar elk comité had zijn eigen uitdagingen, positieve kanten, specifieke problemen.

Wat heb ik geleerd in de voorbije jaren over het OCMW?

Het OCMW vult haar opdracht op een brede manier in. Ze beperkt zich niet enkel tot de "strikte" RMI wetgeving en werkt via het aanbod van WZC, LDC en thuisdiensten voor een ruim publiek dat nood heeft aan begeleiding en zorg. Via het CSD heb ik echter wel geleerd wat armoede in een stedelijke context betekent.

Ik heb veel geleerd over het OCMW en het positief zien evolueren.

Op een geplande en georganiseerde manier werden zaken professioneel aangepakt:

- de nadruk kwam te liggen bij de kerntaken, andere activiteiten worden afgebouwd, patrimonium te gelde gebracht om te kunnen investeren in nieuwe infrastructuur.

- er wordt veel en goed geïnvesteerd: nieuwe WZC, dienstencentra, nieuw onthaal voor de sociale dienst, ondersteunende infrastructuur, telkens met oog voor kwaliteit, duurzaamheid, functionaliteit waar bewoners en gebruikers zich goed kunnen voelen. Maar er wordt ook geïnvesteerd in kwaliteit, in bijkomende dienstverlening, in een goede omkadering van het personeel en van en door de ondersteunende diensten.

Ik kan niet alles opnoemen wat me getroffen heeft in de voorbije jaren maar het beeld dat overheerst is er een van een geëngageerde, betrouwbare en dynamische instelling. Dit beeld wordt naar buiten gebracht door haar personeelsleden. Om te vermijden dat ik mensen ga vergeten, geef ik een pluim aan de vele medewerkers waarmee ik in contact ben gekomen in de voorbije jaren en wiens professionaliteit en engagement ik zeer hoog inschat.

Het voorgaande toont aan dat het "goed" gaat met het OCMW, al mag het natuurlijk altijd nog meer.

Maar met de armoede en het (potentieel) cliënteel van het OCMW gaat het niet goed. De publicatie van het "Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2009" van de universiteit Antwerpen toont in cijfers aan wat de maatschappelijk werkers elke dag ondervinden. Armoede neemt toe (en sluipt de middenklasse binnen ? zo klonk een titel). Er zijn meer dan 10 % "inkomensarmen" in Vlaanderen en nog meer als men de Europese norm neemt. De subjectieve armoede neemt toe. Het aantal collectieve schuldenregelingen lag medio 2009 14 % hoger dan eind 2007. Per dag worden 30 gezinnen in Vlaanderen uit hun huis gezet omwille van huurachterstanden. Meestal gaat het om mensen die van een uitkering leven en kampen met een overmatige schuldenlast. Vorig jaar nam het aantal budgetmeters met 7 % toe, een indicatie van de "energie-armoede". De werkloosheid neemt toe en de werkloosheid onder jongeren neemt nog meer toe. Kwetsbare groepen vallen eerst uit de arbeidsmarkt. Slechts één op vijf door het OCMW "geactiveerden" blijft in de jaren daarna aan het werk. België scoort bijzonder zwak als het om kinderarmoede gaat: 12 op de 100 kinderen groeien op in een gezin waar niemand werk heeft. Arme mensen kampen meer met gezondheidsproblemen, die ook financiële problemen veroorzaken. We zijn niet toe aan gelijke onderwijskansen en het Mattheüseffect speelt nefast bij vele maatregelen van onze overheden.

Geconfronteerd met deze realiteit zal het OCMW in de volgende jaren nieuwe uitdagingen moeten aanpakken. Naast de wettelijke opdracht, moet er nagedacht worden op welke manier middelen ingezet kunnen worden of samenwerking aangegaan om structureel en preventief rond armoede te werken op een participatieve manier met mensen in armoede.

Het gevaar is reëel dat de werklast van het personeel in die mate toeneemt (ook door de administratieve verplichtingen), dat hulpverleners te weinig toekomen aan kwalitatieve trajectbegeleiding op lange termijn, dat er geen tijd en middelen meer zijn om samen met de doelgroep en partnerorganisaties na te denken over meer effectieve maatregelen en vooral maatregelen om armoede te voorkomen. Ik denk dan aan de mogelijkheden die verder kunnen geëxploreerd worden om effectief werk te maken van energiebesparende maatregelen bij cliënten, aan maatregelen om schuldenopbouw tegen te gaan, om tijdig gezinnen te begeleiden zodat hun kinderen blijven participeren in het onderwijs, aan projecten die de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt verhogen?

Ik pleit ervoor om het personeel de ruimte te geven om voldoende tijd, maatwerk en inspraak van de hulpvrager in zijn of haar traject te kunnen blijven geven.

Het is duidelijk dat het OCMW niet alleen de uitdaging aankan om de armoede effectief terug te dringen. Meer ondersteuning en meer maatregelen zijn nodig vanuit de hogere overheden maar aanvullend en vooral vanuit een respectvolle houding tegenover organisaties die lokaal de situatie best kennen en erin werken.

Mijnheer de voorzitter, beste collega's, ik wens u het beste toe voor de volgende jaren. Ik ben ervan overtuigd dat mijn opvolger met minstens dezelfde inzet en nieuwe, frisse ideeën het mandaat van mijn partij zal verder zetten.

Ik zeg u geen vaarwel maar tot ziens, wens u allen het beste in uw privéleven en voor 2010.

Riet Van Laer, OCMW raadslid voor Groen!